#38: Het gaat wat minder slecht met me

Het is zomer. Een maand geleden had ik mijn laatste terugval. Ik kijk in mijn spanningsregistratie waarin ik per uur bijhoud hoe gespannen ik ben (zie blog #29). Allemaal drietjes en viertjes. Het wordt niet minder of meer. Ik blader verder en verder terug, op zoek naar betere cijfers.

Ik blader helemaal tot in januari. Daar pas vind ik de laatste keren dat ik een 2 heb genoteerd, en héél soms zelfs een 1. Al zes maanden lang is mijn spanning dus niet gedaald en zit ik constant op 3 of 4. Hoe kan het dat ik me in januari beter voelde? En dat er sinds die tijd niets is veranderd? Ik word boos bij dit besef.

Verscheurd

“Godverdomme! Wanneer wordt het nou eens beter?” roep ik hardop en ik smijt mijn balpen neer op de tafel. Ik pak de hele stapel registratieformulieren op en verscheur ze allemaal. Oprotten met die spanningsregistratie. Ik krijg er spanning van, die ik vervolgens registreer. Ik flikker de hele stapel in de vuilnisbak. Zo, dat lucht op.

(Advertentie)

Ik hoef het niet meer in te vullen van mezelf. Het is te frustrerend. Ik ga nu gewoon per dag leven. Soms is het kut, soms is het wat minder kut. Er is toch geen grip op te krijgen en het herstel moet zich vanzelf aandienen. Ik ben het zat om steeds maar weer terug te zien dat er geen enkele verbetering is.

“Nee Martin, dat is niet waar,” praat ik in mezelf, “er zijn wel degelijk verbeteringen!” Ik denk na over wat er goed en slecht met me gaat. Mijn lichamelijke spanningen en angsten zijn bijna helemaal verdwenen. Ik slaap ook best aardig, al een paar weken lang, en word niet meer steeds wakker in de nacht.

Doordat ik zo vaak buiten wandel, zwem en fiets, zie ik er gezond, fris en zelfs al een beetje bruin uit. Maar ik voel me nog steeds slecht.
foto: © 2018 kakikhebeenburnout.nl

Duizelingen voeren de boventoon

Mijn lichaam “from the neck down” is best normaal aan het worden, maar mijn hoofd nog niet. Zodra ik wakker word ben ik gespannen in mijn hoofd en uitgeput, en ook overdag ben ik flink moe. Ik ga er maar vanuit dat dit normaal is; de razende stresshormonen nemen nu af en mijn lichaam kan weer normale moeheid voelen. Ik richt me dan ook op veel rusten en weinig doen.

Ik heb nog veel last van duizelingen. Duizelingen als ik opsta of als ik mijn hoofd te snel omdraai. Duizelingen als ik te veel gedachten heb, duizelingen als ik te veel prikkels ervaar door bijvoorbeeld TV te kijken. Duizelingen als ik spanning heb, bijvoorbeeld als ik ergens op een bepaald tijdstip moet zijn.

Duizelingen als ik mijn computer aanzet omdat ik iets moet opzoeken of regelen. Duizelingen als ik denk aan reïntegratie of weer aan het werk gaan. Duizelingen als ik iets vergeten ben bij het boodschappen doen. Duizelingen als ik ga koken of een vuilniszak wegbreng.

Het voelt alsof werkelijk álles mij duizelingen geeft. Soms word ik daar een beetje bang van. Ik denk dan dat de duizelingen nooit op zullen houden. Van deze angst krijg ik ook weer duizelingen. Mijn god, wanneer houdt dit eens op?

De enige momenten waarop ik geen duizelingen voel en gewoon helemaal leeg en mindful ben, is als ik in de zee lig. Ik ben sinds enige tijd elke ochtend in de zee aan het zwemmen (zie blog #37) en dat bevalt me goed. Als ik zwem, of gewoon dobber op de golven, dan ben ik rustig en leeg. De enige gedachten die ik dan heb zijn gerelateerd aan de zee en het zwemmen zelf, zoals: “Oh, daar komt een hoge golf aan,” of “wat ga ik lekker op en neer nu”. Ik houd in de gaten of ik niet te ver wegdrijf en ik voel de zon en het water over mijn hele lichaam.

Heerlijk is het. Ik hoop dat dit heerlijk blijft de komende tijd. Want bij veel heerlijke dingen is mijn ervaring helaas dat ze na een tijdje niet meer heerlijk zijn, en dat ik dan weer op zoek moet naar andere activiteiten om me te ontspannen. Zodra ik het water uit ga en me afdroog en aankleed, komen langzaam de duizelingen weer terug.

Gaat het wat beter met me?

Ergens heb ik wel een gevoel dat alles wat beter gaat. Of beter gezegd: het gaat minder slecht. Die duizelingen zullen vast ook nog wel overgaan, als ik maar genoeg geduld heb. Het huilen wordt soms ook wat minder. Twee keer per dag een flinke huilbui en af en toe nog een paar losse snikjes.

Ik heb wel een neiging om het huilen te willen vermijden. Als ik me wat vreemd voel of een beetje nerveuzig, dan ga ik te veel zitten internetten of lezen of opruimen. Als ik dat dan te lang doe dan nemen de duizelingen toe en dan voel ik dat ik moet gaan huilen. Pas als ik stop met de activiteiten en even ga liggen met mijn ogen dicht, dan komen de tranen.

Soms ben ik iets nerveuzer en helpt het liggen niet. Dan ga ik een stukje rijden met de auto en ga ik naar een parkeerterreintje aan de rand van de duinen. Daar sta ik stil met een zacht muziekje op. En dan barst het los. Het huilen is dan opluchtend, de duizelingen nemen wat af en ik kan weer verder.

Dit alles is heel zwaar voor me en mijn stem is al maandenlang schor van het huilen, maar het voelt wel alsof ik in een nieuwe, iets minder zware fase van mijn burnout terecht ben gekomen. Een voorlaatste fase, zo voelt het een beetje. Of is dat wishful thinking?

Mijn fantasie

Ik fantaseer dat het huilen nu langzaam af zal gaan nemen, en daarmee ook de spanning in mijn hoofd. Als dat weg is, dan hoef ik alleen nog maar mijn energie terug te krijgen. En dan kan ik weer normaal zijn. Misschien kan ik dan weer wat meer activiteiten gaan doen, want ik zie nauwelijks mijn vrienden nog en ik doe weinig. Als een eenzame koe in de wei ben ik alleen maar aan het eten en slapen en rondwandelen.

De laatste fase is dan hopelijk dat ik weer bezoekjes ga afleggen en thee ga drinken met mijn vrienden. En dat ik weer eens naar een barbecue of feestje kan gaan. Of een terrasje pakken. Toen ik nog gezond was zat ik wel twee maal per maand met iemand op een terrasje, ook in de winter. Ik kan me dat nu helemaal niet meer voorstellen. Ik word gewoon bang als ik langs een terrasje loop: veel te veel mensen.

Een vriend van mij is jarig en hij vraagt of ik langskom. Ik besluit om in de middag even een half uurtje te gaan. Vooraf ben ik een beetje onrustig, maar het valt mee. Op de verjaardag zelf voelt mijn hoofd erg vervelend en ik klets een beetje met wat mensen. Diverse vrienden arriveren, en ik blijf te lang kletsen. Het is leuk om ze te zien maar ik voel mezelf nerveuzer worden. Ik ga door en na twee-en-een-half uur word ik zo duizelig dat ik wel weg móet gaan.

“Dit gedrag is nou juist precies waarom ik een burnout heb,” denk ik. “Ik voel dat het niet goed gaat, maar ik blijf toch doorgaan.” Zodra ik weer in de auto zit terug naar huis moet ik keihard huilen. Dit is leerzaam voor me. Het toont aan dat de spanning in mijn hoofd toeneemt door te veel prikkels te ervaren, en weer kan afnemen door te huilen. En ik zie dat ik nog niet echt belastbaar ben. Mijn fantasieën over bezoekjes en gezellige dingen doen moeten dus nog maar even de kast in.

(Advertentie)

Nou ja, dat komt wel weer een keer. En daarna komen reïntegreren en werken ook vanzelf wel weer. Maar dat is nog wel ver van mijn bed. “Dat hoeft ook nog niet,” zeg ik tegen mezelf, “alles op zijn tijd”.

Ik ben blij dat het nu wat minder slecht gaat. Ik hoop dat het zich voortzet. Maar de terugvallen liggen op de loer. Ik haat ze, die fucking terugvallen. En dan denk ik weer aan mijn psycholoog die zegt dat ik zal moeten leren leven met deze onzekerheid, het gebrek aan structuur en de terugvallen. En dat ik écht, écht, écht beter zal worden.

Volhouden maar weer. 

Volgende keer

Volgende keer vertel ik over een aantal dingen waaraan ik veel steun heb tijdens mijn burnout.

Reageren? Dat kan via Instagram.