#08: De totale instorting

Het is kwart over zeven in de ochtend. Ik zit nerveus in de auto van Haarlem naar Utrecht. Normaal gesproken houd ik enorm van autorijden. Maar vandaag niet. De A9 is kut want we staan stil, net zoals we elke dag stil staan. Waarom staan we elke dag stil? Ik wil niet stilstaan.

Nadat ik een tijdje thuis heb gewerkt om bij te komen van mijn instorting tijdens de vakantie (zie blog #07) ben ik weer op weg naar mijn werk.

Automobilisten

Bij Amstelveen rijdt er zoals elke dag wel weer één of andere lul 90 op de linkerbaan. En hij gaat niet opzij. En hij heeft een reeks bumperklevers achter zich, waartussen ik mij bevind. Ik ben gespannen, mijn hoofd raast harder dan mijn auto.

(Advertentie)

Vervolgens de A2 op. Dit stuk kan doorgaans slapend gedaan worden met de cruise control op 104 kilometer per uur. Maar in plaats van rust te pakken draai ik keihard muziek. Ik weet niet waarom. Misschien om de gonzende gedachten in mijn hoofd stil te krijgen? Ik luister geen radio, want ik kan niet tegen pratende mensen. Niet tegen dezelfde reclames en hetzelfde nieuws dat elk uur voorbij komt. Ik zet mijn muziek harder. Ik voel me gejaagd ondanks de sloomheid van de A2.

Ik haat de A2 trouwens ook best wel, want iedereen rijdt in slow-motion. Als je iemand inhaalt kan je zien wat hij op zijn broodje heeft, hoe zijn haar zit, en of zijn auto onlangs gewassen is. Zo langzaam gaat het.

Op de A2 rijdt iedereen altijd heel langzaam.
foto: © 2018 kakikhebeenburnout.nl

Tunneldoseren

Bij de Leidse Rijntunnel doet men aan “tunneldoseren”. Er mogen niet te veel auto’s tegelijk in de tunnel zijn (want dat schijnt gevaarlijk te zijn) dus worden alle rijstroken vlak voor de tunnel teruggebracht naar één strook. Iedereen moet dan ritsen, en dus staat iedereen stil. Ik erger me. Want mensen kunnen niet ritsen.

Zodra je de tunnel binnengaat mag je meteen weer alle banen gebruiken. Die rode kruizen boven de afgesloten rijstroken zijn dus leugens. Ik trek dit niet. Als er een rood kruis te zien is wil ik dat er minstens een vrachtwagen ondersteboven ligt. Of iets van die orde. Rot dus maar op met je nep rode kruizen. Ik negeer ze en rijd langs de stilstaande massa de tunnel in.

Een dunne meneer in een dikke BMW kijkt me aan alsof ik een asoklootzak ben die rode kruizen negeert. Daar heeft hij gelijk in. Normaal gesproken doe ik dit niet. Waarom doe ik dit? Ik probeer mezelf te begrijpen maar het lukt niet. Mijn hoofd voelt vandaag alsof er Brinta in zit in plaats van hersenen.

Dan kom ik bij knooppunt Oudenrijn. Dé plek waar ooit in Nederland de eerste file stond. Hij staat er vandaag nog steeds. Ik haat knooppunt Oudenrijn. Iedereen probeert er tegelijkertijd in- en uit te voegen en niemand gunt een ander iets. Er mag van mij een bom op; ik rijd wel door de krater.

Dan de Waterlinieweg in Utrecht. Daar mag je 70 rijden. Maar de helft van de mensen gaat er 90 en de andere helft 50. Zie daar maar eens vlotjes tussendoor te navigeren. Ik haat de Waterlinieweg. Ik haat andere automobilisten. Ik wil hier niet zijn. Ik wil terug naar huis en op de bank zitten. Het voelt opeens alsof ik moet huilen, maar ik huil niet. Waarom wil ik zo graag huilen? Wat is er met me aan de hand?

Ben ik ziek?

Ik arriveer en parkeer, maar blijf nog even in de auto zitten. Wat voel ik me raar. Zweverig, slap. Ben ik ziek? Duizelig? Nee zo voelt het niet. Ik wil eigenlijk naar huis. En huilen, dat wil ik ook weer maar ik doe het nog steeds niet. Ik tril een beetje. Ik ben bang om uit te stappen maar doe het toch.

Ik beland uitgeput op kantoor, plof neer op mijn stoel. Gelukkig, ik ben er. Het is pas acht uur maar ik ben nu al doodop. Ik zet mijn computer aan, maar alles op het scherm is wazig. Ik heb mijn lenzen in, maar nee, geen scherpte. Ik voel me vreemd. Het lijkt alsof ik ga flauwvallen. Ben ik dronken? Dat kan niet. Ik wil eigenlijk even heel hard op het strand in de wind gaan staan schreeuwen. Kut, wanneer kan ik weg om te schreeuwen? 

Mijn hoofd gonst. Mijn hart slaat een aantal keer over in mijn borst. Ik ben nerveus, ik trappel met mijn voeten. Mijn handen trillen. Het voelt in mijn borst alsof ik vlak voor een belangrijk examen zit maar dan 1000 maal zo erg.

Mijn baas komt binnen. De tranen rollen opeens over mijn wangen. “Ik kan het niet meer, ik kan het niet meer,” zeg ik tegen hem. Ik mag naar huis. Huilend en trillend rijd ik terug over de Waterlinieweg, Knooppunt Oudenrijn, de Leidse Rijntunnel, de A2 en de A9.

Thuis plof ik neer op de bank. Mijn hart bonst, mijn hoofd bonkt, ik tril, ik zweet, ik huil, ik jank, ik schreeuw. Duizelingen, nervositeit, angst, paniek. Het lijkt wel of ik dood ga.

Ik kan niet meer denken, alles is me te veel. Geluiden zijn te hard, mijn Brintabrein gonst en gonst en gonst. Stop! Hou allemaal eens op! De wereld moet stoppen! Koppen dicht! Ik huil weer. Ik huil weer hard. Ik huil de ogen uit mijn kop en de longen uit mijn lijf.

Opeens herken ik dit gevoel van meer dan 11 jaar geleden: kut, ik heb een burnout.

Volgende keer

Volgende keer vertel ik over de eerste dagen van de burnout en hoe mijn vrienden mij geholpen hebben.

(Advertentie)

Reageren? Dat kan via Instagram.

Voetnoot:

Mijn lichaam heeft nu gewonnen van mijn wilskracht. De angst- en stressreactie is nu maximaal. Niks lukt meer. Mijn hersenen staan niets meer toe.

Ik ben alleen maar moe en emotioneel en krijg niks meer voor elkaar. De burnout is compleet.

Nu heb ik pas door dat ik zwaar overspannen ben. Ik kan het niet langer ontkennen of wegpraten, wat ik al die tijd heb gedaan.