#123: Op vakantie met mijn burnout (deel 1)

Na enkele weken een voorpret/angst combinatie te hebben gehad (zie blog #121) ga ik op zekere zaterdag op weg naar Zwitserland. Om 06:00 stap ik in Haarlem op de trein. Het is 1 februari 2020 en op de plek waar ik naartoe ga liggen dikke pakken heerlijke sneeuw, waarnaar ik zo verlang.

In Duitsland gaat het helaas fout met de treinen. Eerst heb ik 10 minuten vertraging maar dat wordt 30 en dan 40 en dan een uur. Ik mis bepaalde overstapmomenten dus de geplande trip is niet meer van toepassing. Met de apps van de NS en de Deutsche Bahn probeer ik de juiste route uit te stippelen. Aaargh, mijn hersenen trekken dit niet. De ene trein na de andere valt uit. Niks Duitse degelijkheid. Duitse rotzooi is het. Pfoeh! Na 12,5 uur en vele, vele, vele overstappen ben ik in het hotel, en ik ben UIT-GE-PUT.

Ik ga even douchen en op bed liggen en daarna eten in het restaurant. Maar ik eet snel en ben niet kalm. Ik ben nerveus en ik wil naar bed. Ik knal de biologisch gekweekte lokale Walliser Bratwurst mit Pommes und Gemüse (CHF 24,-) naar binnen en ga weer naar mijn kamer.

(Advertentie)

De adrenaline is aangegaan

Meteen plof ik neer in mijn bed. Dood, dood, doodmoe. Maar slapen kan ik niet. Mijn lichaam trilt en bibbert van binnen. Mijn hoofd gonst en bonst op het ritme van mijn hartslag. Zo intens, dat ik totaal niet in slaap kan vallen. Als ik iets op Netflix aanzet zonder beeld (alleen het geluid) dan merk ik het gonzende hoofd niet zo, dus ik laat het maar aan staan. Zachte stemmen op de achtergrond. Ik neem 2 mg Diazepam en probeer in slaap te vallen.

Uiteraard is de adrenalinepomp weer aangegaan door de lange, drukke treinreis met de vele indrukken. Alle momenten van de reis vliegen achter elkaar door mijn hersenen. Mensen die ik sprak, kinderen die iets grappigs deden, dingen die gebeurden op de stations. Broodjes bestellen in het Duits. Als een videoclip komen alle beelden van de dag knallend en flitsend voorbij. Ze gaan niet meer weg, en ik kalmeer niet.

Tja, ik had het kunnen weten. Zoveel prikkels, die gaan niet vanzelf weg als je wil gaan slapen. Dat kost dagen. Afwisselend komen er allerlei negatieve gedachten bij:“Ik had het niet moeten doen, ik had niet moeten gaan. Zie je wel? Ik ben weer naar de klote. Ik kan deze reis helemaal niet aan. Nu moet ik weer weken lang herstellen. En ik moet ook nog terug. Verdomme, klote burnout. Ik wil beter zijn, ik wil zo graag beter zijn. Zal ik weer naar huis gaan?”

Angsten

Om 0:00 kijk ik voor het laatst op de klok. Om 03:00 word ik weer wakker en blijf ik wakker. Mijn hartslag gonst en bonst onophoudelijk in mijn hoofd. “Ik moet met het hotel regelen dat ik ziek ben en dat ik eerder wegga. Ik moet iets regelen. Nee, ik moet afwachten. Een paar dagen herstellen. Het gaat vast wel wat beter over twee dagen. Nee, ik wil terug! Ik wil naar huis! Nee, thuis voel je je ook slecht, dus geniet hier nou maar even van de sneeuw en de bergen. Rustig maar Martin, rustig.”

Ik ben opeens in Blatten, Lötschen in Zwitserland, ik geloof het bijna niet.
foto: ©2020 kakikhebeenburnout.nl

Om 08:00 ga ik naar het ontbijt. Ik eet wat broodjes en yoghurt en een banaan. Ik wil huilen maar er komt niks. Als ik aan het eten ben of iets op mijn telefoon doe dan merk ik geen rare klachten. Stop ik, dan gonst mijn kop en trilt mijn borst. Jezus, wat een rotgevoel. Het is dat ik dit gevoel heel goed ken en er niet meer bang voor ben, maar anders had ik een ambulance laten komen.

Het zijn angsten, spanningen en nervositeit. Mijn lichaam wil niet meer. Mijn kop vooral. Dronken, duizelig, angstig. Een ontbijtzaal met te veel mensen, ik trek het gewoon niet. Het is te veel voor me. Wat ga ik na het ontbijt doen? Gewoon op bed liggen denk ik. De eigenaresse van het hotel vraagt wanneer ze mijn kamer kunnen schoonmaken. Shit, een verstoring. Nu móet ik wel de deur uit. Ik vergeet hier assertief te zijn; ik had ook kunnen zeggen dat ik niet gestoord wil worden.

Huurauto

Ik besluit dan maar om een huurauto te gaan ophalen. Dan heb ik wat te doen. Ik moet 6 minuten met de bus en dan heb ik mijn autootje. Een onbekende auto, nieuwe prikkels voor mijn hersenen. Het is een elektrische auto. Wat zou ik moeten doen als de batterij leeg is en ik sta op een berg? Gaat hij sneller leeg als ik de verwarming aan zet of als ik omhoog rijd? Laadt hij zich op als ik naar beneden rijd? Ik blader door de handleiding maar de informatie blijft niet hangen.

Met deze auto rijd ik een half uur helemaal van de berg af naar een ander dal. Mijn batterij is nu nog 80%. In het dal is een supermarkt die op zondag open is. Ik koop wat dingetjes die ik normaal thuis ook in huis heb. Broodjes, pindakaas, koekjes, drinken. Daarmee ga ik van mijn hotelkamer mijn eigen huisje maken.

Want thuis doe ik elke dag maar 1 ding en voor de rest zit ik op de bank, internet ik af en toe, en doe ik een dutje. En ik neem af en toe een broodje of thee met een koekje. Dus dat ga ik hier op mijn vakantie ook doen. Ik moet niet het idee hebben dat ik de hele dag buiten ga wandelen of skiën of naar allerlei musea ga. Dat kan ik helemaal niet, en dat is ook niet de bedoeling. Gewoon, langzaam doen, weinig doen, en proberen te genieten.

Dan kom ik langs een klein plaatsje waar een middeleeuws kerkje bovenop een rotswand staat. Een nieuwe kerk hebben ze later precies onder de oude kerk in de rotsen gehakt. Het is een bijzonder tafereel, twee kerken bovenop elkaar. En ik moet opeens huilen, huilen, keihard huilen. Ik ontplof.

Mama en papa

Ik huil zo hard omdat ik jaren geleden met mijn vader en moeder bij dat kerkje was. Mijn moeder liet mij het oude kerkje zien omdat ze het zo mooi vond, en omdat het zo bijzonder is dat de moderne kerk er recht onder zit, onder de grond.

Ik huil om mama. Dag lieve mama, je bent dood. Ik huil om papa. Dag lieve papa, je bent dood. Ik schreeuw het uit. Papa en mama zijn dood. Ik stop de auto aan de kant van de weg, Ik schreeuw en ik schreeuw en ik schreeuw. “Dag lieve mama en papa! Dag lieve mama en papa!”

Misschien had ik hier niet heen moeten gaan. Deze plek, dit dal, is veel te emotioneel beladen. Dit is waar ik mijn ouders voor het laatst zag zonder dat ze ernstig gehandicapt waren en zich onherkenbaar gingen gedragen. Mijn moeder door een hersenbloeding, mijn vader door Alzheimer. In dit dal waren ze voor het laatst leuk, lief, niet ziek, vrolijk en gelukkig. Ik heb hier gezien dat ze gelukkig waren zijn met zijn tweetjes. Ik huil en ik huil en ik huil. De rest van de dag kan ik bijna niet meer stoppen met huilen. Misschien is het eigenlijk juist wel goed, dat dit nu gebeurt. Mijn lichaam kan nu al het verdriet er uit gooien.

Ik rijd weer met de auto omhoog naar mijn hotel. Mijn batterij is nu nog maar 18%. Ik moet nu een laadpaal zoeken maar die is een paar dorpjes verderop. Nou ja, daar ga ik morgen dan wel heen. Ik ga zitten niksen op mijn hotelkamer. Af en toe even appen en foto’s sturen aan vrienden. Maar op elk stil momentje moet ik weer huilen. Ik wacht nog even af en kijk hoe het morgen met me gaat. Ik open mijn laptop en ga deze blogpost schrijven. Want dingen opschrijven helpt. Dan kan ik het verwoorden en verwerken. Ik moet alweer hard huilen. Shit, ik zit in een stiltehotel. Misschien horen andere mensen mij. Ik probeer het huilen een beetje in te houden.

Het management

Het voelt op een gegeven moment alsof ik flauw ga vallen van alle emoties. Pfoeh, wat een emoties. Het is écht te veel voor me allemaal. Ik loop opeens op mijn sloffen naar beneden, met slappe benen. Ik vraag of ik even privé kan praten met de eigenaresse, die gisteren heel aardig tegen me was. Haar man komt ook mee; een gesprek met het management. Wat wil ik gaan zeggen? Ik weet het niet. Waarom ben ik naar ze toe gelopen? Ik weet het niet. Ik voelde dat ik gewoon even met iemand moest praten of zo. Nou ja, ik verzin wel een smoes als ze mij niet snappen.

“Meine Eltern waren hier fünfzehn Jahre lang. Sie leben jetzt nicht mehr, aber Sie waren hier am letzten mal glücklich zusammen. Es ist hier so Schön!” begin ik huilend te vertellen terwijl ik totaal niet weet of dat wel écht Duits is. Ik weet ook niet wat ze aan deze informatie hebben of wat ik van ze wil. Ik leg uit dat ik een burnout heb. Burnout blijkt in het Duits ook “Burnout” te zijn, dus dat is mooi. Ik vertel dat ik me afvraag of het wel een goed idee was om hier te komen. En of ik misschien naar huis moet gaan.

(Advertentie)

Begrip en troost vallen mij ten deel. De eigenaren zijn super lief. Ze zeggen dat ik altijd mag vertrekken en dat ik dan geen annuleringskosten hoef te betalen. En dat ik gratis sneeuwschoenen mag lenen als ik even ver weg in mijn eentje een eind de natuur in wil. Ze begrijpen me en zijn onder de indruk. Ze zeggen dat ik misschien nog een paar daagjes moet blijven, want dan gaat het vast beter. Er komt een zonnetje aan en dan kan ik nog even skiën.

Ze instrueren het personeel dat ze mij met rust moeten laten en dat ik misschien soms huil maar dat dat goed is. Ik bedank ze en ga naar mijn kamer. Daar huil ik kortstondig nog even, maar heel erg hard. Het hardste van de afgelopen dagen. Er is nu toch verder niemand in het hotel; de eigenaresse vertelde mij namelijk dat ik inmiddels alleen ben want alle andere gasten zijn vandaag allemaal naar huis gegaan.

Ik besluit om maar op bed te gaan liggen, in de hoop te kalmeren voordat het weer tijd is voor het avondeten. De emoties worden langzaam wat minder, en ik word wat slomer. Aaaaahhhhhh zucht. Pfoeh! Wat een dag. Vannacht ben ik lekker alleen, maar morgen arriveren er weer twaalf kamers vol met mensen. Oh, en ik moet mijn auto opladen. Ik hoop dat ik het overleef.

Volgende keer

Volgende keer deel twee van mijn vakantie in Zwitserland.

Bekijk reacties op deze blogpost of reageer zelf via Instagram.